De Omgevingswet in relatie tot bewegen in de wijk
De Omgevingswet heeft de komende jaren veel impact op gemeenten. De Omgevingswet geeft gezondheid een hogere prioriteit bij het inrichten van de openbare ruimte. De wet bundelt maar liefst 26 bestaande wetten, voor bijvoorbeeld milieu, infrastructuur, ruimtelijke ordening en natuur. Wat betekent de komst van de Omgevingswet voor het beweegvriendelijk inrichten van de wijk?
Trends laten zien dat kinderen steeds minder buiten spelen en bewegen. Tegelijk maken volwassenen steeds minder gebruik van sportverenigingen, maar meer van de buitenruimte voor bijvoorbeeld hardlopen en bootcamp. Ouderen wonen langer thuis en dus is het belangrijk dat zij vitaal blijven. De openbare ruimte biedt enorm veel kansen voor al deze uitdagingen: ruimte voor kinderen om te spelen, voor jongeren om te genieten van urban sports, voor volwassenen om te sporten wanneer het uitkomt en voor ouderen om in beweging te blijven. Bijvoorbeeld in een beweegroute komen al deze kansen samen.
Van Omgevingswet naar Omgevingsvisie
Vanaf 2021 treedt de Omgevingswetwet in werking. De wet staat voor een goede balans tussen het benutten én beschermen van de fysieke leefomgeving. Gemeenten moeten hun eigen gezondheidsambities uitwerken via een lokale omgevingsvisie. Daarin maken ze lokaal afspraken over het realiseren van goede fiets- en wandelverbindingen, groene ruimte voor bewegen en voldoende sport- en speelruimte. In de omgevingsvisie komen verschillende onderwerpen terug waarbij ook kansen liggen om beweegstimulerende interventies een plek te geven. De thema’s zijn:
- Natuur & energie
- Infrastructuur
- Ruimtelijke ordening
- Milieu
- Ruimte en water
- Cultuur historie
- Bouwen
Uitdagende klus
In een integrale omgevingsvisie gaat het dus niet meer om individuele gemeentelijke afdelingen, maar om samenhangende oplossingen voor specifieke gebiedsuitdagingen. Daar ligt meteen ook de uitdaging, omdat nu nog gescheiden afdelingen (ruimtelijke ordening, milieu, verkeer, recreatie, bouwen, enz) hiervoor moeten gaan samenwerken. Omdat al die verschillende beleidsvisies nu omgebouwd worden naar één samenhangende omgevingsvisie, liggen er kansen om bewegen eerder én beter op de kaart te zetten.
Welke kansen biedt de Omgevingswet?
Op dit moment is ‘bewegen’ nog verdeeld over verschillende beleidsterreinen. Bovendien staat begrip ‘bewegen’ in veel ambtelijke hoofden synoniem voor sportaccommodaties en sportverenigingen. Terwijl de fysieke leefomgeving zoveel meer te bieden heeft! Al in de fase van ruimtelijke ordening en infrastructurele werken, moet je rekening houden met beweegvoorzieningen. Als we een stoep niet alleen willen inzetten als transportruimte, maar ook voor ontmoeten en kleine beweeginterventies, dan is het raadzaam daar al vroeg in de plannenmakerij rekening mee te houden en stoepen breder te maken dan de standaard die daar nu voor geldt.
En als we de fysieke leefomgeving goed aan willen laten sluiten bij de bewoners in een wijk, dan heeft het geen zin om een speelplek in stand te houden als de kinderen die plek ontgroeid zijn. Dan zou er de vrijheid moeten zijn om er een sportplek, bijvoorbeeld door middel van Urban Sports, van te maken en in later stadium wellicht een parkachtige setting als de wijk vergrijsd is. In de omgevingsvisie zouden deze functieverschuivingen gestimuleerd moeten worden in plaats van dat regels zo’n ontwikkeling in de weg staan.
Hybride ruimtegebruik
Die flexibiliteit en functie verschuivingen zijn wat Nijha betreft een essentieel onderdeel van een nieuwe omgevingsvisie. Moet een plantsoen tot in lengte van jaren een plantsoen blijven? Ook als er olifantenpaadjes doorheen lopen omdat de kortste route toch echt dwars door het plantsoen loopt? Wijken ontwikkelen zich en daarmee ook het gebruik van de fysieke leefomgeving. En dat loopt wel eens anders dan door de stedenbouwkundigen bedacht is. Bestemmingsplannen staan een omvorming nog wel eens in de weg. Het omgevingsplan (het uitvoeringsplan uit de omgevingsvisie) zou die mogelijkheden moeten gaan bieden.
Door regelgeving op het vlak van ruimtegebruik wat flexibeler te maken, kan een omgeving sneller aangepast worden op ontwikkelingen in de sport- of beweegcultuur. Want trends veranderen sneller dan regels en het zou jammer zijn dat daardoor het faciliteren van iets wat populair is (denk aan survival, freerunning, calisthenics) tegengehouden zou worden. Door samen op te trekken met organisaties en ondernemers hebben een aantal gemeenten al mooie stappen gezet. Een voorbeeld daarvan is de Sportcontrainer. Deze is flexibel inzetbaar en mobiel. Dus op voorhand geen permanente ruimtebezetting, als de behoefte nog niet helemaal duidelijk is. En blijkt tijdens de periode dat de Sportcontrainer ergens staat dat er wel behoefte is aan een permanente opstelling, dan is dat een weloverwogen keuze.
De rol van burgers, (sport)organisaties en bedrijven
Gemeenten zijn overigens niet als enige aan zet bij deze nieuwe wet. Als we zeggen dat ouderen langer in de wijk moeten blijven wonen, gaat dat verder dan een traplift bekostigd vanuit de WMO. Ook de fysieke leefomgeving zal geschikt gemaakt moeten worden om ouderen zo lang mogelijk fit en vitaal te houden. Die integrale aanpak legt verantwoordelijkheid bij de gemeente, maar zeker ook bij de andere betrokkenen. Er ligt dus een nadrukkelijk initiatief bij de burger, maatschappelijke (sport)organisaties en bedrijfsleven om via actieve participatie input te geven voor de omgevingsvisie. Dat gezamenlijk belang vormt de basis voor succes. En de omgevingsvisie is daarbij richtingbepalend.
Ruimteclaim voor bewegen
Door bewegen niet te beperken tot alleen de formele plekken (speelplek, sporthal, sportcourt) maar door de hele fysieke leefomgeving invulling te geven, ontstaat er veel meer aanleiding actief te zijn, ook dicht bij huis. Dat vraagt om een andere kijk op de inrichting van die fysieke leefomgeving. Dat vraagt om een open blik en inbreng van ideeën om uiteindelijk in de omgevingsvisie een juiste ruimteclaim op te kunnen nemen voor beweegstimulering in de fysieke omgeving.