Hoe groot moet het speelplein zijn?

Het ministerie van OC&W hanteerde tot 1997 het ‘Wenkenblad’ uit 1986 met een overzicht van de geldende normen in het basisonderwijs. Het speelplein heette toen nog ‘speelgebied’ en daarvoor gold het volgende: ‘Het speelgebied bestaat uit een verhard en een onverhard gedeelte in de verhouding 2 : 1, waarbij het verharde deel een oppervlakte heeft van tenminste 300m².’

Tegenwoordig zijn de eisen beperkt tot 3m² buitenruimte per leerling met een minimum van 300m². Voor scholen groter dan 200 leerlingen volstaat 600m² buitenruimte. Als er sprake is van een brede school met kinderdagverblijf en naschoolse opvang dan wordt een afgesloten en ‘op de leeftijd van de kinderen passend ingerichte buitenspeelruimte’ gevraagd. Ook daarvoor geldt een minimaal oppervlak van 3m² bruto oppervlakte speelruimte per aanwezig kind.

Minder ruimte

Het klopt dus dat bij de meeste nieuwe scholen de speelpleinen kleiner zijn dan bij scholen van voor 1997. Zeker als de ruimtenorm strak gehanteerd wordt. Maar er mag in positieve zin afgeweken worden van de norm. Een gemeente of schoolbestuur kan ervoor kiezen een plein groter te maken dan het minimum van 300m². Dat vraagt wel om goede argumenten.

Argumenten voor een groter plein

Veel kinderen op een kleine ruimte die in korte tijd hun energie kwijt moeten, is vragen om problemen. Bij een gemiddeld schoolplein van 300m² is dat al snel het geval. Zeker als het om een smal plein gaat dat om de school heen ligt levert dat al snel conflicten op en gedoe over activiteiten die elkaar in de weg zitten. Als een plein ook geschikt moet zijn voor sportactiviteiten, buitengym of als het plein ingezet wordt voor naschoolse activiteiten, kan dat argumenten opleveren voor meer ruimte. Daarbij speelt ook nog dat in het kader van gezondheid, obesitas en het belang van bewegen op scholen het plein een steeds belangrijker rol krijgt.

Bouwbesluit biedt veel vrijheid

Voor wat betreft de inrichting van het speelplein worden geen specifieke eisen gesteld. Het Bouwbesluit geeft slechts eisen rond de bereikbaarheid en toegankelijkheid (voor bijv. hulpdiensten). Dat betekent dat de school zelf veel kan beslissen, zowel over de verhouding tussen verhard en onverhard terrein als over de inrichting. Die vrijheid biedt veel kansen maar vraagt wel om een helder beeld welke functie het plein krijgt. Niet in de laatste plaats omdat bij nieuwbouw een architect soms gebouwkeuzes voorstelt die consequenties hebben voor de locatie en het gebruik van het speelplein.

Richtlijnen buitenruimte kinderdagverblijf en BSO

Als er wordt gekeken naar de richtlijnen voor een buitenruimte van een kinderopvang of BSO gelden er andere regels. Welke eisen zijn er en aan buitenruimtes? En waar moet je opletten bij het ontwerpen en inrichten?

De Wet Kinderopvang schrijft voor dat er per kind minimaal 3m² buitenruimte beschikbaar moet zijn. Voor BSO kinderen is dit echter te weinig. Uit onderzoek blijkt dat 8m² buitenruimte per BSO-kind voldoende ruimte geeft om te bewegen. 

Buiten zijn is goed voor kinderen. En helemaal als ze dan ook nog in beweging zijn. De buitenruimte bij de opvang vraagt dus niet alleen om een bepaalde afmeting, maar moet ook uitdagen tot bewegen. Het plein moet geschikt zijn voor naschoolse activiteiten en het leeftijdsverschil tussen kinderen die op één plein spelen is veel groter dan op een schoolplein. Deze en andere facetten vragen om een andere inrichting van het plein bij een kinderopvang/bso. Bekijk hier een aantal inrichtingstips en laat je inspireren!

Meer weten over de inrichting?

Nijha helpt je graag verder!